Geschiedenis van schizofrenie

In 1853 werd schizofrenie voor het eerst beschreven als syndroom door Bénédict A. Morel onder de naam ‘démence précoce’ wat ‘vroegtijdige dementie’ betekent. Arnold Pick maakte in 1891 een artikel waar hij de Latijnse vertaling Dementia praecox gebruikte. In 1893 heeft Emil Kreapelin onderscheid gemaakt tussen dementia praecox en stemmingsstoornissen. De ziekte is nog een tijd de ziekte van Kraepelin-Morel genoemd maar later kreeg het de naam schizofrenie.

 

Eugen Bleuler heeft voor die naam gezorgd. Hij was een van de eersten die een systematische beschrijving en classificatie van geestenziekten gaf. Bleuler kwam erachter dat er niet altijd dementie optrad, daarom veranderde hij de betekenis van de ziekte en gaf het een andere naam, schizofrenie.

 

Bleuler beschreef schizofrenie als een proces van splitsing van de emotionele en intellectuele delen van de persoonlijkheid. Voordat de DSM II werd uitgebracht was het nog niet echt duidelijk wanneer iemand schizofrenie had en wanneer niet, daardoor zijn vele diagnoses fout gegaan.

 

Bleuler heeft ook de term autisme bedacht. Hij bedoelde daar eigenlijk mee, schizofrene patiënten die moeite hadden om met andere mensen contact te maken. De Amerikaanse Leo Kanner heeft van de autisme die Bleuler bedoelde de autisme zoals we die nu kennen gemaakt.

 

De eerst goedwerkende medicijn, antipsychotica, werd in 1950 uitgevonden door de Fransman Pierre Huguenard onder de naam chloorpromazine. Tot 2008 was dat in Nederland te koop onder de naam Largactil maar werd door o.a. soms ernstige bijwerkingen van de markt gehaald. 

 

 

 

 

Bénédict A. Morel                                Emil Kreapelin                                       Eugen Bleuler

Maak jouw eigen website met JouwWeb